Toen wij ’s morgens rond 7:10 uur rechtsaf, langs het huis van onze minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok, het stationsplein opdraaiden naar de parkeerplaats voor de bussen kwam daar vrijwel tegelijkertijd van de andere kant al de bekende
ZDS-bus van Jan van Klink aanrijden en daar stapte, tot onze niet geringe verbazing, een totaal verjongde Jan uit de bus. Het bleek Jan’s zoon te zijn, ook Jan geheten en al gauw waren we akkoord dat het Jantje zou worden.
Snel alle gereedstaande
koffers, 2 rollators en één klein boostertje erin, plekjes opgezocht, wie eerst komt eerst maalt en op weg via de Lelystaddijk richting België.
Eerste koffiestop was bij de vaste pleisterplaats van ZDS in het zuiden, de Ruif in Wagenberg.
We werden zoals altijd hartelijk onthaald en na een lekker bakkie met gebakje ook weer net zo hartelijk uitgezwaaid.
Op naar Gent! En daar in het centrum aangekomen even vanaf de bus (ons aller Jantje probeerde tevergeefs in een smal straatje nog achteruit
manoeuvrerend bij de brug te geraken) naar de bootjes wandelen en met medenemen van een prima verzorgd en bij de boot uitgedeeld lunchpakket onder de sympathieke leiding van onze jonge Waals/Vlaamse kapitein/gids, Martin/Martijn, een goede uitleg gekregen
van de wateren, gebouwen en verdere wetenswaardigheden in en rond het centrum van Gent. Na ontscheping werd ons Nut-gezelschap opgedeeld in 2 groepen en zijn we, in het geval van onze groep zeer minutieus, door de ons toebedeelde mannelijk gids op de hoogte
gesteld van het heden en verleden van de stad Gent, waarbij hij aan het einde het niet kon nalaten om nog even te vermelden dat alles wat wij hierna nog te zien zouden krijgen in Ieper, Brugge en Antwerpen in vergelijking tot Gent maar nep was. In zijn stad
was alles nog echt en authentiek, hè! Alhoewel Gent dan puur mag zijn en zeker een bezoek waard is, heeft deze stad op mij uiteindelijk minder indruk achter gelaten dan de andere. Enigszins vermoeid door een toch wel iets te lange stadswandeling met
onze gids zijn we vervolgens terug gegaan naar de bus waar ons aller Jantje, geheel tegen de gewoonte in, nog niet verschenen was, maar na een korte wijle de groep alsnog oppikte om ons naar het hotel in Oostende te brengen, wat gedurende die dagen ons domicilie
zou zijn.
Over ons hotel kan ik kort zijn. Prima verzorgd qua eten en nette kamers.
De eerste de beste avond werden we na het diner, nadat we aan het strand even uitgewaaid hadden en ondergetekende nog eens zijn handen in het zeewater gehouden
had, ook nog eens extra vergast op een optreden in de bar door een reïncarnatie van Eddy Wally, die op uiterst enthousiaste wijze trachtte de vele aanwezigen te vermaken, hetgeen hem in ons geval zeker lukte.
Nu is dat laatste niet al te moeilijk,
omdat wij bij deze gelegenheden altijd, destijds in Berlijn door onze voorzitter Ton geëntameerd, gezamenlijk onze verjaardagen plegen te vieren en de stemming er al meteen inzat! Het werd gelijk al een latertje, maar wonderwel was iedereen ’s morgens
weer op tijd aan het uitgebreide en steeds goed verzorgde ontbijtbuffet.
Onze ‘Eddy Wally’ bleek overigens als Marc Buzeijn door het leven te gaan en zijn kost te verdienen als vastgoedadviseur. Mocht iemand van ons geïnteresseerd zijn
in een woning aan de westkust van België dan kan en mag ik u alsnog zijn telefoonnummer verstrekken!
Die ochtend werden we naar Ieper gebracht en daar aangekomen viel mijn mond al meteen open van verbazing door de manier waarop de Belgen
deze stad, na in de Eerste Wereldoorlog of Grote Oorlog volkomen plat en stukgeschoten te zijn, op bewonderingswaardige wijze weer tot in de kleinste details in oude staat hersteld hebben. We konden op eigen gelegenheid rondwandelen en belandden al doende
op een groot plein met als trekpleister de prachtig gerestaureerde Lakenhal en ontmoetten daar allerlei militairen van divers pluimage met vlaggen, muziekinstrumenten en al dies meer, ook kennelijk hoge omes waarden er rond gezien de bewakingsgorilla’s
die alles en iedereen in de gaten hielden. Om dit alles eens rustig te aanschouwen nestelden we ons op een gezellig en zonnig terras met een heerlijke kop koffie en leerden we dat het juist die dag, 25 april, Anzac Day was, hetgeen staat voor: Australian
and New Zealand Army Corps Day.
Zij gedenken op deze dag hun gevallenen en tegen 11:00 uur verzamelde men zich en zagen wij, op ons terras gezeten, hoe zij zich allen zwijgend in een lange stoet met vlaggen en banieren en met eentonige slagen op de
trommel naar de beroemde Menenpoort begaven. Indrukwekkend reeds. Nadat wij onze koffie en/of thee genuttigd hadden, begaven wij ons al rustig wandelend richting Menenpoort en waren net op tijd om te aanhoren hoe een zestal Belgische hoornblazers de ‘Last
Post’ bliezen. Waarschijnlijk zij, die dit al iedere dag om 20:00 uur doen!
Er werd door een Australische (of Nieuw Zeelandse?) militair met gitaar een mooi lied gezongen en gespeeld, een ander blies hierna een werkelijk prachtig nummer op trompet
en na de kransleggingen werden ten slotte het Nieuw Zeelands- en Australische volkslied gezongen.
Al met al een ontroerend geheel en je moet minstens een robot zijn om niet in het allerbinnenste van je ziel geraakt te worden. Ik zag en hoorde dan ook
hoe Jeanny van voorzitter Ton vrij geëmotioneerd zei, blij te zijn dit nu hier zo meegemaakt te hebben. Zij vertolkte ons aller gevoelens, denk ik.
Al 100 jaar worden deze, helaas nutteloos, geofferde jonge levens zo herdacht!
Zij gaven hun
leven, al dan niet verplicht, voor het spel van koningshuizen en groot-industriëlen.
Gelukkig zijn er hierna veel van deze keizer- en koningshuizen uit Europa verdwenen, maar meende Nederland toch nog wel asiel aan de gevluchte Duitse keizer Wilhelm
te moeten bieden, zodat hij tot zijn dood nog straffeloos kon jagen en genieten van al zijn privileges.
Het Engelse (van oorsprong Habsburgse dus ook Duitse) koningshuis heeft in 1917 uit voorzorg en schaamte hun naam Von Saksen-Coburg und Gotha
veranderd en gaat vanaf die tijd als huize Windsor door het leven. Ook de naam van de familie Battenberg werd door koning George V in Mountbatten veranderd. Prins Philip van Battenberg (Mountbatten dus) is de echtgenoot van koningin Elizabeth II. Overigens
leken koning George V en zijn neef Tsaar Nicolaas II van Rusland als twee druppels op elkaar. De laatste heeft zelf het einde van de Eerste Wereldoorlog niet meer meegemaakt, omdat hij en zijn gehele familie in de nacht van 16 op 17 juli 1917 vermoord werden.
Na deze Iepers/Australisch/NiewZeelandse plechtigheid verzamelden wij ons weer op het plein en begaven wij ons gezamenlijk naar een voormalig bankgebouw, waarvan de centrale hal nu dienst doet als lunchroom. Als er al een minpunt van onze reis genoemd
zou kunnen worden, dan zou de start van deze lunch hiervoor in aanmerking kunnen komen omdat een en ander nogal lang duurde, maar nadat men eenmaal op gang gekomen was verliep het allemaal goed en heb ik ook eens echt Belgisch zuurvlees met frieten kunnen
eten. Ik zag na afloop dat niet iedereen het beliefde, maar ja, we lusten nu eenmaal niet allemaal hetzelfde.
Na de lunch met een gids in de bus op pad om in de Ieperse omgeving de talloze oorlogskerkhoven van allerlei nationaliteiten te kunnen
aanschouwen. We maakten een stop bij Essex Farm Cemetery, waar één van de jongste gesneuvelden in de leeftijd van nog geen 16 jaar zijn eeuwige slaap volbrengt. Valentine Joseph “Joe” Strudwick geheten, geboren op 14 februari 1900,
gesneuveld 16-1-1915. Hier werkte, omdat het in oorlogstijd als verbandplaats dienst deed, een jonge Canadese militaire arts, John McCrae (30-11-1872 tot 28-1-1918) tevens dichter en luitenant-kolonel. Hij werd slechts 45. Zoals u leest heeft hij ook het einde
niet mee mogen maken maar stierf na een long- en hersenvliesontsteking en ligt begraven in Wimereux in Frankrijk. Zijn ziekte is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van het chloorgas dat hij inademde tijdens de Tweede Slag bij Ieper. Hij schrijft een
gedicht na de dood van zijn goede vriend en landgenoot luitenant Alexis Helmer. Helmer sneuvelt op 2 mei 1915, na de ontploffing van een granaat tijdens de tweede Duitse gasaanval. Omdat er geen aalmoezenier aanwezig is, verzorgt McCrae zelf de uitvaart van
zijn vriend. Rouw en oorlogstrauma vormen dan ook de inspiratie voor zijn gedicht, wat als volgt luidt:
IN FLANDERS FIELDS
In Flanders fields the poppies blow (poppies zijn klaprozen)
Between the crosses, row on row
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
Nu begrijpt u natuurlijk ook waarom de Engelsen vaak met die papieren klaprozen oplopen. De meesten hebben allemaal wel ergens familie verloren in deze uiterst smerige oorlog.
De eerste Nederlandse vertaling van dit gedicht verscheen in 1919 onder de titel De kollebloemen van Vlaanderen en was van de hand van Rachel Schaballie.
Vlaanderens hart bloedt in zijn kollebloemen open,
tussen de kruisjes door, die, rij naast rij geplant,
het simpel teeken zijn, waaronder wij steeds hoopen,
dat onze milde dood de vree
werd voor dit land.
Bij rooden dageraad volgden wij in het blauwe
den zoeten leeuwerik, wiens jubel werd gestoord
door schroot en vloek en klacht. Tot men ons kwam houwen
en op dit
Vlaamsche veld ons streven werd gesmoord.
Gij, die nu na ons leeft, wij reiken u de toortsen,
verheft ze naar het licht, elk roepe een nieuwen held:
verbreekt gij onze trouw, dan wordt in wreedste koortsen
ons 't heilig verbod te slapen in dit veld:
in elke kollebloem zouden wij blijvend bloeden!
Er zou zelfs een nog jongere soldaat gesneuveld zijn in de leeftijd van 14 jaar, ene John Condon,
maar daar zijn niet gelijk luidende verhalen over, dus houden we het toch maar even op Valentine Strudwick. We zagen ook hoe in welke omstandigheden de artsen destijds hun werk hebben moeten doen en in wat voor soort ruimtes.
Chloorgas, fosgeen in
granaten (20x sterker), mosterdgas en alles wat de oorlogsindustrieën maar konden bedenken werd gebruikt om een zo groot mogelijk aantal jongeren aan weerszijden te laten doen sneuvelen en de koningshuizen zwegen instemmend en de groot-industriëlen
vergrootten hun winsten. Er is trouwens in de afgelopen 100 jaar helaas niet echt veel veranderd.
We zouden ook nog naar een Duits oorlogskerkhof in Langemark gaan, maar nadat we nog een bezoek brachten aan een overgebleven stukje loopgraaf midden
in een industriegebied en één van onze reisgenoten een sanitair ongelukje beleefde hetgeen wat oponthoud met zich meebracht, besloten we om alleen nog maar naar een project op het Provinciedomein De Palingbeek van de Vlaamse kunstenaar Koen Vanmechelen
te gaan.
Het hart van de installatie is een platform waarop de sculptuur Coming World van Koen Vanmechelen wordt gepresenteerd. In de gietvloer van het platform werd de recentere wereldkaart geëtst. Het reusachtige ei van beton, metafoor
voor een wereld die altijd groeit en in beweging is, ligt stil en doet ons reflecteren over de essentie van het herdenkingsproject: herdenken, verbinden, reflecteren en helpen.
Zeshonderdduizend beeldjes liggen uitgelijnd rond het platform in de vorm van het Pangea, de wereld zoals die 225 miljoen jaren geleden uit slechts een continent bestond. De beeldjes waaieren als een massaal menselijk schild uit in de zone van het niemandsland en vormen daar een symbolische barrière op het terrein waar honderd jaar geleden, vier jaar lang, onmenselijk leed dagelijkse kost was.
Net buiten het aan verbonden paviljoen staat de sculptuur Remember Me, een bronzen ei met een glazen breuklijn in, dat symbolisch wordt beschermd door een nest van
bronzen kippenklauwen.
De sculptuur wordt in het begin van de publieke fase leeg gepresenteerd. Na 11 november 2018 wordt de sculptuur de uiteindelijke drager van de 600 000 dog tags, een permanente huldiging van de 600 000 slachtoffers.
Na het
geheel nog eens vanaf een hoger gelegen platform bekeken te hebben keerden we weer, met gemengde gevoelens, huiswaarts.
Mijn, toch al niet erg hoge achting voor koningshuizen zoals u hoogstwaarschijnlijk al bemerkt heeft, is nu inmiddels
onherstelbaar beschadigd geworden en ik vind dat we maar eens moeten ophouden met deze fossiele instellingen, waarin een gewoon mens denkt en zelfs ook uitkraamt dat hij door God uitverkoren is om over zijn onderdanen te kunnen regeren. In Frankrijk leidde
dit o.a. uiteindelijk dan ook in een grote revolutie in 1789, waarbij een heel volk afrekende met hun koningshuis, de edelen en de met hen nauw verbonden hogere geestelijkheid, mede omdat deze hiervoor beschreven standen meenden dat alleen het gewone volk
belasting moest betalen en zij hiervan gevrijwaard behoorden te blijven.
In Oostende aangekomen en wederom van een heerlijk diner genoten te hebben, waarbij voorzitter Ton geregeld had dat de tafelschikking wat aangenamer voor ons gezelschap
opgesteld was, bleek dat de aanwezige Engelsen de complete bar in bezit genomen hadden, het was hun laatste avond aldaar!
Hierop besloten wij, om verder onze verjaardagen te kunnen vieren, een kroegje in de nabijheid van het hotel op te zoeken. Het
werd een typisch Belgisch stamcafé, waar een dronkenlap aan een gokautomaat en een aantal verstokte rokers in een apart afgesloten glazen hok tot de vaste inventaris behoorden.
Wij nestelden ons in het midden van het café aan houten
tafels en stoelen en voor de dames aan één kant een zachte kunstleren zitbank en we konden daarbij ook nog eens naar een voetbalwedstrijd kijken van Bayern München tegen Real Madrid. Ton ging informeren of wij ook aan tafel bediend zouden
kunnen worden en keerde enigszins onder de indruk terug van de kleine maar breedgeschouderde en van getatoeëerde armen voorziene barvrouw, maar de goede tijding was dat bediening mogelijk was.
Zij bleek al snel een sympathieke en assertieve
Vlaamse te zijn en dat kwam de toch al goede stemming alleen maar ten goede. Als we ons lege glas aan haar gaven en om hetzelfde vroegen, dan meldde ze dat dit niet kon omdat ze dan het lege glas weer terug zou moeten geven. En dâh goan nie, hè
!!
Toen onze dames opmerkingen maakten over dat éne hoorntje met advocaat bij de thee, jaja, één onzer dronk zelfs thee, dan zaten er bij de vorige ronde dus twee hoorntjes met advocaat
aan het schotelke! Kortom, de avond was wederom gezellig, men bleek zelfs heerlijk Palmbier van het vat te schenken en voldaan keerden we terug in het hotel en lagen dit keer zelfs wat vroeger in ons mandje.
De volgende ochtend weer iets eerder aan
het ontbijt, omdat Jantje wat vroeger wilde vertrekken i.v.m. het drukke programma van die dag.
Ik wil overigens nog wel even kwijt dat al onze reisgenoten zich zonder mopperen steeds aan de afgesproken tijden hielden en zich dus voorbeeldige medereizigers
toonden. Echt waardige leden van ’t Nut, dus! Dit leidde er waarschijnlijk tevens toe dat ergens boven ‘iemand’ toekeek en ervoor zorgde dat we steeds op uitstekend weer getrakteerd werden. Een beetje wind, redelijk wat zon en niet al te
koud. Kortom…. prima weer voor ons!!
Dit keer was ons doel het aloude Brugge!
De bus kon niet in de van erg smalle straatjes voorziene stad komen, dus moesten we, opgesplitst in groepen per gids aan de buitenste stadswal te voet
naar het centrum. Enkelen onder ons voorzien van rollator of stokken en onze vriend Henk Weijens natuurlijk met zijn onafscheidelijke kleine rode booster, die bij elke gelegenheid uit het busruim getoverd werd.
De stadswandeling leidde ons langs
en over de stadswallen steeds verder de stad in en naargelang we dichter bij het centrum kwamen werden de straatjes, steegjes en bruggetjes steeds smaller. Toen we weer door een smal steegje moesten, waarin zich ook nog eens een steiger bevond, stuurde Henk
zijn booster weergaloos tussen de steigerdelen door. Echter… op een gegeven moment keek onze gids heel bedenkelijk en meldde dat er een bruggetje zou komen wat ernstige problemen zou gaan geven!
Daar aangekomen bleek het inderdaad een welhaast
onneembare hindernis te zijn en dus besloot Henk daar in het zonnetje op ons te wachten tot we weer terug zouden komen. Maar ja, de gids én Henk rekenden buiten de waard, want wij lieten ons hierdoor niet kisten. Henk werd gesommeerd van zijn booster
te stappen en werd gesteund door vrouwen, waaronder zich ook een alleraardigste Amerikaanse toeriste bevond, het bewuste bruggetje over geholpen. Wij demonteerden gedeeltelijk de booster, een onzer droeg de ruim 10kg zware accu en voorzitter Ton, al achteruitlopend
en ondergetekende tilden het karretje deze hindernis over en aan de andere kant werd het apparaat weer in elkaar gezet en Henk die inmiddels, onverbeterlijk als ie is, alweer met de bewuste Amerikaanse aan ’t sjansen was, moest weer maar nu met enige
tegenzin op zijn booster plaats nemen.
Brugge blijkt nog steeds, ik was er al eens geweest, een alleraardigst, mooi en gezellig centrum te hebben maar bleek ondanks de vroege tijd van het jaar al behoorlijk door toeristen in beslag genomen te
zijn. Wat een drukte!
Op de terugweg naar de bus vonden we nog een prima koffiehuis op onze weg en na een lekker bakkie spoedden we ons naar de wachtende bus, waarop we naar een volgende verrassing van de fa. ZDS vertrokken. Het bleek om een niet in
het programma opgenomen lunch te gaan en daartoe had ZDS een groot winkelcentrum gevonden, waarin zich bovenin een lunchroom bevond. Hoe krijgen ze het voor elkaar om steeds weer van dit soort aparte adresjes te vinden?! Afijn, Henk W. met booster in
de lift en wij met de roltrap naar boven en werden daar door Jantje goed geïnstrueerd hoe een en ander in zijn werk zou gaan.
Kortom…. je pakte een blad, waarop je in een kom zelf een soep naar keuze kon schenken, dan nog een flesje met drank
naar keuze pakken en vervolgens naar een plek waar men een pasteitje met een flinke schep lekkere ragout en dito schep frieten op een bord schepte. Na deze maaltijd toverde men nog snel een toetje met ijs met onderin wat vruchtjes tevoorschijn.
De heer
Olivier B. Bommel zou tegen Tom Poes gezegd hebben, dat het hierbij om een eenvoudige doch voedzame maaltijd gegaan zou zijn.
Hierop vertrokken we met de bus spoorslags naar Oostende om ook daar nog eens een middagje van het weer en van wat de
stad te bieden heeft te kunnen genieten.
Wat dat laatste betreft had de stad Oostende, al of niet geënsceneerd, voor ons nog iets leuks in petto !
Sinds jaren al onafscheidelijk gingen de fam. Weijens en ondergetekende met zijn Riny gevieren
via de haven op zoek naar het centrum. Daar aangekomen wandelden we een brede winkelstraat in richting centrum, waarbij de mannen steeds weer geduldig wachtten op hun nieuwsgierig winkelende echtgenotes. Halverwege, hoe kunnen dingen zo gaan, ontmoetten we
voorzitter Ton met zijn Jeanny, die een totaal andere route genomen hadden. Toen Ton bemerkte dat het doel van ons mannen was om uiteindelijk toch op een leuk terras te belanden, maakte hij direct een 180 graden draai en vonden we inderdaad gezessen een mooi
en zonnig plein met veel brede terrassen.
Daar vond reeds een eenakter in drie bedrijven plaats, waarvan we de eerste akte al gedeeltelijk gemist hadden. Het plein op zich was overduidelijk een compleet voetgangersgebied, alsook de omringende straten.
Een bepaald heerschap had echter toch de kans gezien om met zijn Aston Martin op het plein te komen, zijn bolide naast een terras te plaatsen en met zijn vriendin op het terras te gaan zitten. Een agent te fiets was hier, om duidelijke redenen, niet blij mee
en had kennelijk om rijbewijs en/of om andere papieren gevraagd.
Inmiddels had zich al een aardige groep mensen om de daar geplaatste Aston Martin verzameld en was reeds getuige van het zich ontspinnende tafereel. Op weg naar ons zonnige terras kwamen
we op dit moment langs en zagen de man heftig met armen gesticulerend rond de auto en agent lopen, hield even een stop om wat kaartjes in zijn portefeuille te vinden, liet daarbij iets op de grond vallen en probeerde al schreeuwend daarvan allemaal de schuld
aan de Hermandad te geven en dat was zo’n beetje het einde van het eerste bedrijf.
Wij namen plaats op een gezellig terras, waarbij onze dames volop van de zon en de door de stad Oostende aangeboden eenakter konden genieten. Bij aanvang van het
tweede bedrijf verzocht de man, van het type waarvan er velen in het bij ons bekende TV-programma “Opsporing verzocht” een prominente rol spelen en steevast altijd van Noord-Afrikaanse afkomst genoemd worden, zijn vriendin om alvast plaats te nemen
in de bolide. Hierop nam ook hij plaats, startte de motor en trakteerde het plein op enkele harde en snerpende motorgeluiden van zijn Aston Martin, maar door het omringende publiek en nog een toegesnelde motoragent en een agent te fiets kon hij onmogelijk
weg komen.
Hierop verliet hij zijn pronkstuk en ging al protesterend alleen weer op het terras zitten. Einde tweede bedrijf. De komst van een politiebusje luidde het begin van het derde en laatste bedrijf in.
De flink uit de kluiten gewassen
motoragent begon langzaam en behoedzaam de tafel die voor de man stond opzij te schuiven. Op het moment dat hij bij het sujet kon komen en de arm van de man wilde vast pakken, deed de laatste alles om dit te voorkomen, waardoor zij getweeën op de grond
belandden en de overige agenten er ook nog eens bovenop doken. Al op zijn buik liggend deed men hem de handboeien om, tilden hem in dezelfde positie op en droegen de heftig en luid protesterende man in het gereed staande busje. Vanaf alle terrassen en het
omringende publiek klonk tijdens deze laatste handelingen een luid en duidelijk instemmend applaus.
Een weinig minuten later kwam een garagevrachtauto de daar nog steeds staande Aston Martin bovenop de vrachtwagen plaatsen en reed nog een half ererondje
makend het grote Marktplein af. Helaas kan ik u niet melden wat er met de vriendin gebeurd is. Ze zal er wel niet meer in gezeten hebben.
We hebben er nog een extra drankje op genomen en daarbij trakteerde ik ook de aanwezige rondom en onder ons tafeltje kirrende en koerende duiven op broodkruimels van het broodje wat ik nog van de lunch die middag overgehouden had.
Niet lang daarna vond het zonnetje het wel genoeg en haastten wij ons naar het hotel, geteisterd door een merkwaardig plotseling
opkomende ijskoude poolwind pal in ‘t gezicht, wat bij mij de uitspraak ontlokte dat het me niet zou verbazen als er plotsklaps ook nog een ijsbeer om de hoek zou verschijnen. Eenmaal in het hotel was dit laatste schrikbeeld verdwenen en lieten
we ons een heerlijk afsluitend diner voorschotelen en hebben de laatste avond in de inmiddels weer rustige bar van het hotel in de ons passende stijl afgesloten.
De volgende ochtend na het laatste ontbijt op tijd de bus in op weg naar ons
laatste doel van deze culturele reis, te weten: Antwerpen.
‘Us Jantje’ zette ons af aan de kade van de Schelde en leidde ons als gids naar een adres waar we verwelkomd werden in een oud patriciërshuis, wat ooit ook als klooster diende
en uiteindelijk in de handen van de horeca is gevallen. Na een korte toespraak c.q. uitleg van de uitbater konden we ons tegoed doen aan een kopje koffie met een chocolade eclair en waar voor sommigen, omdat er niet genoeg bleek, een alternatiefje was in de
vorm van een paar pannenkoekjes.
Hierop begaven we ons naar buiten om als groep aan een lieve, edoch nog kwieke en niet meer zo’n piepjonge Vlaamse dame als gids te worden toebedeeld. Zij leidde ons al uitleg gevend door die delen van het centrum
waar men als bezoeker normaliter nooit zou komen, hetgeen ons een bredere kijk op Antwerpen leverde. Uiteindelijk geraakten we toch nog in het echte oude centrum waar steeds meer groepsgenoten, waarschijnlijk ook door de vermoeidheid van de afgelopen dagen,
afhaakten. Uiteindelijk eindigden we met z’n achten toen we afscheid namen van onze Vlaamse dame, waarna we nog gauw ergens een lekker broodje scoorden om ons vervolgens naar de bus te begeven, welke ons met gezwinde spoed, nog eenmaal onderbroken voor
een sanitaire stop, naar Wognum voerde. Daar hebben we voor de laatste keer van deze reis in ’t Raethuis van Stam met z’n allen nog eens van een zeer goed verzorgd en lekker 3-gangen afscheidsdiner genoten.
Weer op weg naar Enkhuizen hoorden
we dat ons Jantje op 18 augustus a.s. gaat trouwen en meende menig reisgenoot nog een extra fooi aan de vaste fooi van het Nut te moeten toevoegen, al dan niet hiertoe aangespoord door onze eigen Judith 😊!! Het is Jantje van harte gegund!
Bij het altijd
wat rommelige einde van gehaast koffers pakken, afscheid nemen, auto van de parking ophalen, e.d. heb ik weer eens weinig gelegenheid gehad om deze en gene te bedanken voor hun gezelschap en gezelligheid, hetgeen ik bij deze dan maar doe.
Ik kijk
weer terug op een heel geslaagd reisje, waar de fa. ZDS en het bestuur van ’t Nut weer een zeer groot aandeel in gehad hebben. De weergoden waren ons gunstig gezind en nu al kijk ik weer uit naar het volgende uitstapje! Voor ons wordt dit: André
Rieu, Maastricht en Valkenburg.
Ik hoop velen van u er weer te ontmoeten!
Henk W. van der Spek